Over de grens

Zwetend wordt ze wakker. Ze slaat het dekbed van zich af. Wat een vreselijke nachtmerrie. Ze werd achtervolgd, dat kan ze zich nog herinneren. Maar door wat? Of door wie? Hanna durft zich van angst niet te bewegen. Een paar minuten ligt ze roerloos in het donker. Dan dringt langzaam de kou tot haar door. De droom vervaagt. Ze knipt het nachtlampje aan en gaat rechtop zitten. Brrr.

Na de nachtmerrie is Hanna weer in slaap gevallen. Ze droomt nu dat iemand een veertje tegen haar neus houdt. ‘Hé, dat kietelt. Hou eens op’, lacht ze. Dan voelt ze ineens iets nats op haar wang. Ze doet haar ogen open en kijkt recht in het gezicht van Argos, haar hond. ‘Ja, ik kom er al uit’, geeuwt ze.

Het is kerstvakantie. Het heeft al een paar dagen flink gesneeuwd. Na een week van grijsgrauwe luchten is het nu stralend blauw aan de hemel.

Terwijl Hanna ontbijt, ligt Argos te slapen in zijn mand. Of lijkt dat maar zo? Hij weet dat Hanna vrij heeft. Hij weet ook wat dat betekent: heel lange wandelingen door het bos. Zodra Hanna opstaat en haar schoenen aantrekt springt hij op. ‘Kom Argos, we gaan’, zegt ze. Hij weet dat hij binnen niet mag blaffen, maar wat is dat moeilijk als je zo naar buiten mag! Hanna pakt een appel en wat hondensnoepjes voor onderweg. ‘Zullen we vandaag naar Duitsland lopen?’ Argos spitst zijn oren. Wat Duitsland is weet hij niet, maar het woord lopen kent hij maar al te goed. Blij draait hij om Hanna heen als ze haar jas aantrekt. ‘Argos, ga nu zitten anders kan ik je riem niet omdoen.’ Aangelijnd en warm aangekleed verlaten ze het huis.

MK-teksten-tekstschrijver-overdegrens-sneeuw

Ze lopen langs de camping die er verlaten bij ligt. Vanaf hier kun je de kerktoren zien van Elten, een Duits dorpje dat vlak over de grens ligt. Als ze bij de akkers komen, ziet Hanna pas goed hoeveel het gesneeuwd heeft. Argos is beslist geen kleine hond, maar zodra hij het pad langs de akkers inloopt, zie je alleen nog zijn kop en het puntje van zijn staart. Gelukkig is vanochtend iemand hun voor geweest die een pad in de sneeuw heeft gemaakt. Hanna ziet bandensporen. ‘Dat lijken wel fietssporen’, zegt ze hardop. ‘Wel raar dat iemand door die enorme berg sneeuw fietst.’ Dan springt Argos op en rollen ze door de sneeuw.

Er loopt een brede zandweg dwars door het bos, de Boterweg. Omdat de bandensporen die kant opgaan, besluit ook Hanna dit pad te nemen. Dat loopt een stuk makkelijker. Ze wandelen nu vlak langs de grens met Duitsland.

Op een gegeven moment maakt de weg een scherpe bocht naar links. Vroeger stond daar een groot, wit huis. Daar woonde de boswachter. Het huis is afgebroken en nu is er een kale plek. Hanna gaat niet linksaf, maar rechtsaf, het vroegere smokkelpaadje in. Door het dikke pak sneeuw is het paadje helemaal verdwenen. Maar tot haar verbazing ziet zij hier het fietsspoor weer. Wat zal ze nu doen? Ze heeft geen zin om iemand tegen te komen zo diep in het bos. ‘Niet dat ik bang ben hoor Argos, en jij bent er toch ook nog.’ Maar toch … Ze kijkt eens naar links en ziet de Boterweg verpakt onder de sneeuw. Vijf minuten daar doorheen en ik ben bekaf, denkt ze. Ze besluit toch rechtsaf te gaan. Ze wilde immers naar Duitsland?

Ook Argos ziet het paadje en trekt aan de riem. Ze lopen langs een verroeste paal. Vroeger stond daar een bord: Streng verboden verder te gaan: grensovergang!

Een ijzeren hek met prikkeldraad versperde de doorgang. Maar nu de grenzen open zijn, kun je zo doorlopen. Hanna is toch ook een beetje nieuwsgierig wat een fietser hier te zoeken heeft en gaat het spoor achterna.

Ze volgt het paadje verder het bos in. Dan spitst Argos zijn oren. Even daarna hoort ook Hanna een geluid. Het komt van rechts uit de bosjes. Plotseling springt er een ree voor hun neus. Verbaasd kijken ze elkaar een moment aan. Dan blaft Argos en de ree schiet het bos in. ‘Nee’, roept ze tegen Argos die erachteraan wil. Hij jankt en trekt uit alle macht aan de riem. Maar Hanna is wel wat gewend. Een stevige ruk en Argos is weer terug op aarde.

Ze mijmert nog wat na over de ontmoeting met de ree. Wat een prachtig dier …

Ze lopen verder. ‘Wat is het stil hè?’ fluistert ze. ‘Zou dat door de sneeuw komen?’ Het lijkt of de bomen en struiken op iets wachten …

Dan staat Argos zo plotseling stil dat Hanna bijna over hem struikelt. Ze wil de hond boos toeroepen, maar iets houdt haar tegen. De oren van de hond liggen plat in zijn nek en hij gromt zachtjes. Ze kijkt om zich heen, maar ziet niets. ‘Wat is er Argos, waarom doe je zo?’ Argos houdt zijn neus in de lucht en snuift. Dan ruikt ook Hanna het. In het winterse, koude bos ruikt het ineens naar gesmolten boter. De geur wordt sterker en er klinkt een zacht geluid. Voordat ze het goed en wel beseft, springt ze achter een dikke boom en verbergt zich in de sneeuw. Argos piept zachtjes naast haar. ‘Stil jongen’, fluistert ze. De hond voelt haar angst en houdt zich stil. Het geluid komt dichterbij. Het is een piepend geluid en het lijkt op … het lijkt op een fiets. Hanna drukt zichzelf plat tegen de grond. Ondanks de kou breekt het zweet haar uit. Ze voelt hoe de druppels langzaam over haar voorhoofd glijden. Poe, dat jeukt zeg. Ze moet zich bedwingen om ze niet weg te vegen.

De fietser nadert. Nog even en hij rijdt vlak langs hen heen.

En dan is het stil. Hanna gluurt voorzichtig langs de boom, maar er is niets meer te zien. Ook de geur is weg, verdwenen met de fietser.

Ze krabbelt overeind en klopt de sneeuw van zich af. Argos schudt zijn vacht en doet een plasje tegen de boom. Hij heeft nergens meer last van. Maar Hanna is geschrokken. Ze wil het liefst zo snel mogelijk naar huis. De hond kijkt teleurgesteld als hij merkt dat ze weer terug gaan. Maar hij is het snel vergeten en wil lekker rennen door de sneeuw. Op een drafje lopen ze terug naar de Boterweg. Mmm, denkt Hanna: boter-weg. Waarom heet een weg midden door het bos eigenlijk Boterweg? Ze herinnert zich de geur van boter, die plotseling in de lucht hing en weer verdween, tegelijk met de fietser. Zou het hier vaker naar boter ruiken? Is er een fabriek in de buurt die zo stinkt misschien? Ze woont nu al haar hele leven in Beek, maar ze weet van geen fabriek af. De fietser heeft haar bang gemaakt en snel loopt ze het bos uit, naar huis.

Thuis aangekomen vertelt ze niet wat er is gebeurd. Haar vader zou zich alleen maar zorgen maken en haar misschien verbieden het bos weer in te gaan. Ze geeft Argos schoon drinkwater en een bak brokjes en maakt voor zichzelf een kop warme chocolademelk. Ondanks het hoge tempo waarin ze terug zijn gelopen, heeft ze het nog steeds behoorlijk koud. Ze neemt haar drinken mee naar boven. In haar kamer is het lekker warm. Ze schrijft een paar dingen op: Boterweg, Bergherbos, grensgebied, smokkelpaadjes, fietsen … Door de chocolademelk en de warmte wordt ze wat suf. Even op bed liggen denkt ze nog. En voor ze het weet, valt ze in slaap.

Ze is terug in het bos, vlakbij de plaats waar ze de ree zag. Een fietser komt haar voorbij. Ze is niet bang. Het lijkt ook of de man haar niet ziet. Hij is behoorlijk dik en hijgt terwijl hij ploetert door de sneeuw. Als hij haar passeert, ruikt ze boter. Ze kijkt nog eens goed en ziet dat de man niet dik is, maar dat er iets onder zijn jas verborgen zit. Dan is de man verdwenen. Ze loopt terug en ziet iets liggen in de sneeuw. Eerst denkt ze nog dat het een plasje van Argos is. Maar Argos is er helemaal niet. Dan bekijkt ze het gele goedje wat beter en ruikt eraan. Het is gesmolten boter …

De volgende dag gaat Hanna met haar vader naar de markt in Zeddam, een plaatsje aan de andere kant van het bos. Terwijl haar vader inkopen doet, loopt Hanna wat te slenteren. Ze moet steeds denken aan de vreemde droom die ze gisteren had.

Ze passeert de VVV. Dan blijft ze zo plotseling staan dat degene achter haar prompt tegen haar aanbotst. ‘Zeg, kun je niet uitkijken’, begint de man boos. Maar Hanna hoort hem niet en loopt terug naar de VVV. In de vitrine staat in grote letters: ‘Ga mee met de gids op smokkelexcursie: ontdek waarom de weg naar de grens Boterweg heet en nog veel meer.’

Hanna kijkt om en ziet haar vader druk in gesprek met de visboer. Die is nog wel even bezig, denkt ze en ze verdwijnt naar binnen.

Later die dag zit Hanna op haar bed met Argos aan het voeteneinde. Ze is verdiept in een boekje dat ze van de VVV heeft gekregen. Er staan allerlei smokkelverhalen in. En dat de Boterweg aan zijn naam komt omdat er vroeger veel boter van en naar Duitsland werd gesmokkeld.

‘Mensen uit Beek, ’s-Heerenberg en Zeddam hadden vaak familie in Duitsland die het slechter hadden dan zij. Daarom smokkelden veel mensen boter en eieren naar Duitsland. Soms ging dat mis en betrapte de douane de smokkelaars en gaf hun een boete en soms zelfs gevangenisstraf.

Een enkele keer schoten fanatieke douanebeambten met hun geweren. Een keer is er zelfs een smokkelaar doodgeschoten toen hij met een flink stuk spek op zijn nek de grens over wilde. Een ander pakte het wel heel slim aan: iedere week fietste deze smokkelaar ’s ochtends vroeg naar Duitsland en aan het einde van de dag weer terug naar Nederland. Vele malen werd hij aangehouden bij de grensovergang en haalden de douaniers zijn fiets uit elkaar. Maar nooit vonden ze iets. Jaren later, toen de smokkelaar allang met pensioen was, kwam een van de douaniers hem een keer tegen in café De Peer in ’s-Heerenberg. ‘Nou moet je me toch eens opbiechten wat jij smokkelde al die jaren.’ ‘Dat zal ik je vertellen’, zei de smokkelaar. ‘Ik ging met een nieuwe fiets de grens over en kwam op een oudje weer terug!’ De douanier keek eerst een beetje sip, maar later hebben ze er samen hartelijk om gelachen.’

Hanna krijgt het ineens koud. Allerlei gedachten spoken door haar hoofd. Wat heeft ze gehoord? Wat heeft ze gezien? Heeft ze eigenlijk wel wat gehoord? En heeft ze eigenlijk wel wat gezien? En wat dan? Ze pakt haar fototoestel en rent naar beneden. Even later is ze, samen met Argos, op weg naar de voormalige grensovergang, diep in het bos.

De sneeuw ligt er nog steeds, maar het is wat minder koud dan gisteren. Hanna houdt alles goed in de gaten. Regelmatig stopt ze even, snuift de lucht op en luistert aandachtig. Maar alles lijkt gewoon. Ze loopt door tot de grenspaal. Ze kijkt naar Argos die rustig naast haar loopt. Ergens hoopt ze dat ze niemand tegenkomt, maar aan de andere kant …

Gekraak in de bosjes vlak voor haar. Ze houdt haar fototoestel klaar en drukt af op het moment dat er iemand tevoorschijn komt. Het konijn is minstens zo geschrokken als zij en blijft even stokstijf zitten. Maar Argos is er ook nog en sleurt Hanna mee in een poging het konijn te pakken te krijgen. Hanna valt en het fototoestel vliegt uit haar handen. Door de val heeft ze de hondenriem losgelaten en Argos rent luid blaffend het konijn achterna. Hanna staat op en holt achter de hond aan, roepend dat hij hier! moet komen. Gelukkig is het konijn Argos te snel af. Net als Hanna denkt ‘waar is die hond’ ziet ze hem. Opgelucht, maar toch ook een beetje boos, blijft ze staan. ‘Wat doe je nou, dat mag toch niet!’ Ze pakt de halsband vast en dan hoort ze achter zich een geluid. Een piepend geluid. Op het moment dat ze zich omdraait ruikt ze het weer. Die geur van gesmolten boter. Ze schreeuwt van schrik en rent van het geluid en de geur weg. Zo stoer ze vanmiddag nog was, zo bang is ze nu. Ze rent, half vallend tussen omgevallen bomen en stronken door. Ze hoort iemand roepen, maar kan alleen denken aan een heel enge film die ze ooit op tv zag over een gruwelijk verminkt monster. Dat gezicht ziet ze voor zich terwijl ze dwars door het dichte struikgewas stormt. Dan komt ze uit op een pad. Door de platgetrapte sneeuw kan ze snelheid maken en ze vliegt het bos uit. Als ze maar eenmaal op de akkers is, is ze veilig.

MK-teksten-tekstschrijver-buurttuinieren

Hè hè, gered! Ze ploft neer op een omgevallen boomstam, vlak bij de camping. Ze kan zich niet herinneren dat ze ooit zo hard gerend heeft. Zelfs Argos ligt te hijgen met zijn tong uit zijn bek. Ze blijft een poosje zitten om bij te komen. Dan wordt het toch te koud en wil ze opstaan. Maar dan hoort ze weer dat piepende geluid … ‘Hé jongedame, wacht eens eventjes!’ Verbaasd, maar niet meer bang kijkt ze om in het verhitte gezicht van de boswachter. ‘Wat kun jij hard lopen zeg, ik heb me rot getrapt door die sneeuw.’ Als de boswachter op adem is gekomen, vraagt hij aan Hanna waarom zij en haar hond voor hem op de vlucht gingen. Dus hij was die fietser! denkt Hanna. De boswachter pakt iets uit zijn tas. ‘Is dit van jou?’ Haar fototoestel! ‘Er zit een deuk in, maar hij doet het nog volgens mij’, zegt de boswachter. Ze bedankt hem en loopt opgelucht naar huis.

Een paar weken later gaat Hanna naar de fotograaf om de foto’s die ze tijdens de vakantie gemaakt heeft op te halen. Ze is haar smokkelavontuur alweer bijna vergeten. Voor ze betaalt, kijkt ze even of alle foto’s gelukt zijn. Een paar foto’s van de sneeuwpop in de tuin, van Argos met een rood kerstlintje om en van een konijn in de sneeuw. Huh? O ja, dat was toen ik … Haar adem stokt. Op de foto staat een fietser tussen de bomen. De boswachter? Ze kijkt nog eens goed en voordat ze het weet, lost de figuur langzaam op in het niets. Hanna knippert met haar ogen en tuurt nog eens naar de foto. Niets meer. Alhoewel, daar naast die boom ligt iets geels …

MK-teksten-tekstschrijver-overdegrens-sporen

Illustraties van John Vermetten